Er zijn maar weinig Nederlanders zónder mening over onderwijs. Dat is logisch want iedereen moest ooit naar school. Levenslange vriendschappen, trauma’s en zelfs heuse carrières liggen verscholen binnen de muren van een schoolgebouw. Daar moét je wel wat van vinden.
Ik vind dat onderwijs een prachtige leerschool is voor samenleven. Of in Jip en Janneketaal: op school leer je wat je zelf kunt, wie je bent en wat jij van de wereld om je heen vindt. Deze visie ontwikkelde ik, na zeven jaar onderwijs in onderwijs en zes jaar ervaring voor de klas. Maar met het onderwijs ben ik nu helemaal klaar mee.
Drie boeken las ik over het onderwijs in Nederland, met als leidende thema's: het politieke debat, over leerkrachten en over kinderen.
De ondergang van de Nederlandse leraar (2008, 2e druk)
Auteur: Ton van Haperen
Een ronkende titel! Die niet cynisch bedoeld is door van Haperen. Het laat zich dan ook niet lezen als een geschiedenisboek, zoals men die schreef over andere ondergangen, als Rome. Of Atlantis.
Het werk is een aaneenrijging van verhalen over docenten die afknappen op het onderwijs in het begin van de 21e eeuw. Daarnaast geeft de auteur en tevens docent economie (hij is overigens zelf nog niet ten onder gegaan), zijn gepeperde mening. Daarmee is de algemene lijn donker, pessimistisch. Soms zuur.
De docent uit het Voortgezet Onderwijsdocent heeft 208 pagina’s nodig om te zeggen dat je leerkrachten academisch moet opleiden, ze hier naar moet belonen en dat de politiek moet stoppen met het financieren van bijzonder onderwijs. Bovendien heeft de schrijver een hekel aan managers in het onderwijs. "Slecht management: dat vermoordt leraren."
En dat is de tendens in het boekje: de leerkracht moet meer autonoom te werk kunnen gaan (manager, bemoei je niet met mijn werk!) en uiteindelijk meer verdienen. In het laatste hoofdstuk stelt Van Haperen als conclusie:
What happened?
Ton van Haperen heeft last van de politiek. En noemt een aantal ontwikkelingen:
Wanorde
Naast de politieke en meer beleidsmatige aanpassingen op het werk aller dag der docent, noemt van Haperen ook dat respect voor de leerkracht verdwijnt en daarmee de orde op de school. "Leerlingen en leraren in Nederland zijn het gevoel voor verhoudingen kwijt."
Het gebrek van deze orde komt volgens de docent door de invoering van de basisvorming en het studiehuis.
De zogenaamde klassieke rolverhouding tussen leerkracht en leerling is daarmee verdwenen. Door de hier boven genoemde onderwijsvernieuwingen is de leerling zelf verantwoordelijk voor wat hij leert, zijn doelen en het proces. Natuurlijk is de leerkracht ook nog ergens verantwoordelijk voor: de kerndoelen. Van Haperen: "het roosterbureau prikt een moment op de dag wanneer de docent een clubje leerlingen door deze doelen heen moet loodsen." Als slot op de deur, zeg maar.
Vaak zijn dit ook de vakken die 'moeten' als Cultureel Kunstzinnige Vorming (CKV) en Algemene Natuurwetenschappen (ANW) en verzorging. Vakken die je makkelijk als leerling overslaat, wanneer je eigenlijk zelfstandige een aantal tussenuren moet invullen door zelfstudie. Dan verzuimen er leerlingen. Of zoals de leerlingen het noemen: Dit is ophokplicht!
Want, wie ben je nog als docent; als je vindt dat leerlingen eigenaar zijn van hun leerproces, maar als je anderzijds wel op je strepen moet staan en controle uitoefent als ze een (tussen)uur studerend invullen.
Of waneer je die doorloopuren moet geven om enerzijds aan de urennorm te voldoen en anderzijds het curriculum en de door de wet gehanteerde kerndoelen te dienen? Dan ben je volgens de auteur een productiemedewerker. En leerlingen gedragen zich daar naar.
Een andere onderwijskundig nieuw concept, het 'nieuw leren', gooit de oude verhoudingen over de kop. Hierin is de leerkracht de coach die samen met de leerling, in overleg, de leerdoelen opstelt en het proces hier naar toe coachend ondersteund.
Bezuinigingen
Ontwikkelingen als het 'nieuwe leren' en het studiehuis zijn volgens van Haperen ook verhullende begrippen om te bezuinigingen. Minder onderwijscontact en meer zelfstandigheid van de leerling is nu eenmaal goedkoper. Zo schetst hij een aantal rekenvoorbeelden, hoe een school het aantal contacturen kleiner maakt, de klassen iets groter en op die manier leerkrachten uitspaart. Geld dat gestoken in de door de auteur zo verfoeide managementlagen en -taken, als beheer, uitvoering en onderhoud.
Door de onderwijsvernieuwingen in de jaren '90 van de vorige eeuw zijn er onderwijsbegeleidingsdiensten in ons land bijgekomen, die trainingen en cursussen bieden om mee te kunnen gaan in die vernieuwing. Dure opleidingen.
Daar tegenover stelt van Haperen dat er eventueel grof geld besteedt kan worden aan onderwijs als het moet: rijke ouders betalen gerust €10.000,- voor private scholen als Luzac, waar de (bijna) zekerheid wordt geboden dat hun oogappel de opleiding met een middelbaar schooldiploma verlaat. Niet omdat het niveau hier lager ligt, maar om de strakke regie op het onderwijsproces, de klassikale manier van lesgeven en de 'tucht' die op deze scholen heerst.
Mentaliteitsverandering
Tot slot roept van Haperen op om te stoppen met klagen en saboteren van vernieuwing. Hij roept politiek Nederland op om een stelsel en budget te bedenken dat het onderwijs verdient. Wat dat idee is, laat de schrijver en docent in het midden. Van Haperen herkent wel een trend waarmee, na de woelige jaren '90, er rust gekomen is. Die rust betekende dat er geen drukkende overheid (of de markt) het onderwijs vormt, maar de scholen zelf. Dit zijn de onafhankelijke schoolbesturen en managers, die middels een lumpsum het onderwijs naar goed dunken invullen, met de vrijheid van onderwijs en artikel 23 van de grondwet in het achterhoofd. Van Haperen stelt dat er met deze betrekkelijk rust, centrale controle ontbreekt. Het huidige stelsel noemt hij een misbaksel van compromissen. Terwijl de politiek en onderwijskundige vernieuwers eind vorige eeuw de schoolkeuze wilde uitstellen met de basisvorming, sorteren vmbo- en havo/vwo-scholen nu al vanaf het 12e jaar voor. Is er sprake van schooluitval door de gatenkaasroosters dankzij het studiehuis en is het algemene niveau van leerlingen verzwakt, inverband met de Europese doelen om minimaal de helft van de leerlingen richting het hoger onderwijs te sturen, zo stelt hij.
Als oplossing noemt van Haperen bedrijfsopleidingen met een voucherssysteem. Particuliere geldstromen dus. De docent economie voelt niets voor een beloningssyteem voor docenten, maar gelooft eerder in selectie aan de poort. Om vervolgens de salarissen op te waarderen.
Het aanzien neemt dan niet alleen toe, je kunt op die manier met echte klasbakken afspraken maken om als een vaksectie een maatschap te starten. Een goed draaiende maatschap verdient namelijk uit zich zelf ook waardering.
Kritiek op van Haperen
De spaarzame oplossingen die de schrijver biedt, zijn fragmentarisch en bieden naar mijn idee geen integrale aanpak. Het lijkt wel of van Haperen naar de zorg heeft gekeken: academische werknemers in een voor de samenleving noodzakelijke basisbehoefte. Problemen die ontstaan, zijn enerzijds door overheid (regelgeving en controle) dan wel door de markt (prestatieprikkels) op te lossen. Maar het onderwijs is geen zorg.
Hét onderwijs bestaat niet, en wordt elke dag zo goed en zo kwaad gegeven en gedragen door docenten, schoolbesturen. Onderwijs dat bedoelt is voor nieuwe generaties. Hierin kennen we de vrijheid van onderwijs.
Waar van Haperen een 'zorgachtige' oplossing kiest, vergeet hij (vermoedelijk) dat in de zorg 'morele kwesties' de beroepsgroep geen kwaad doen. Gepeperde rekeningen, omdat er extra gefactureerd wordt (waar dat niet altijd nodig is), hoge beloningen voor specialisten en bureaucratie. Enkele feiten waarom er tegenwoordig een politieke meerderheid is te vinden om te korten op de zorg.
De ondergang van de Nederlandse leerkracht, zoals van Haperen die beschrijft, heeft ook te maken met deze morele kwesties.
Geen respect voor leerkrachten,
Over de rug van leerlingen bezuinigen en de opbrengsten in het management steken,
Een afname in ouderbetrokkenheid tot de school,
en als het dan misgaat, opeens de mantel van de leerkracht uitvegen.
De ondergang van de Nederlandse leerkracht, is mijn inziens vooral het verval van betrokkenheid als in interesse en het nalopen van elkaars initiatieven. Het onderwijs (de leerkracht) is niet het enige domein waar dit morel verval plaats vindt, het is breder.
Ik vind dat onderwijs een prachtige leerschool is voor samenleven. Of in Jip en Janneketaal: op school leer je wat je zelf kunt, wie je bent en wat jij van de wereld om je heen vindt. Deze visie ontwikkelde ik, na zeven jaar onderwijs in onderwijs en zes jaar ervaring voor de klas. Maar met het onderwijs ben ik nu helemaal klaar mee.
Drie boeken las ik over het onderwijs in Nederland, met als leidende thema's: het politieke debat, over leerkrachten en over kinderen.
De ondergang van de Nederlandse leraar (2008, 2e druk)
Auteur: Ton van Haperen
Een ronkende titel! Die niet cynisch bedoeld is door van Haperen. Het laat zich dan ook niet lezen als een geschiedenisboek, zoals men die schreef over andere ondergangen, als Rome. Of Atlantis.
Het werk is een aaneenrijging van verhalen over docenten die afknappen op het onderwijs in het begin van de 21e eeuw. Daarnaast geeft de auteur en tevens docent economie (hij is overigens zelf nog niet ten onder gegaan), zijn gepeperde mening. Daarmee is de algemene lijn donker, pessimistisch. Soms zuur.
De docent uit het Voortgezet Onderwijsdocent heeft 208 pagina’s nodig om te zeggen dat je leerkrachten academisch moet opleiden, ze hier naar moet belonen en dat de politiek moet stoppen met het financieren van bijzonder onderwijs. Bovendien heeft de schrijver een hekel aan managers in het onderwijs. "Slecht management: dat vermoordt leraren."
En dat is de tendens in het boekje: de leerkracht moet meer autonoom te werk kunnen gaan (manager, bemoei je niet met mijn werk!) en uiteindelijk meer verdienen. In het laatste hoofdstuk stelt Van Haperen als conclusie:
“Het basis- en hoger onderwijs presteren redelijk. Het voortgezet onderwijs bevindt zich in een heuse crisis, vanwege de structurele onderwaardering voor de expertise en het professioneel handelen van de mannen en de vrouwen in de klassen. De Nederlandse leerkracht is gedegradeerd tot productiemedewerker en gedraagt zich naar zijn status.”
What happened?
Ton van Haperen heeft last van de politiek. En noemt een aantal ontwikkelingen:
- De Europese doelstelling is dat vanaf 2010 vijftig procent van de jongeren minimaal een diploma hoger onderwijs haalt. Dit geeft een enorme spanning, namelijk: in Nederland gaat zestig procent naar het vmbo, een aanzienlijk deel daarvan behaalt nimmer een startkwalificatie. Oeps! De politiek moet zich wel bemoeien met het onderwijs!
- Het kabinet heeft in november 2011 besloten, bij wijze van straf, een aantal verworvenheden van die 'luie' leraren af te pakken. De tijd was er rijp voor, zeg maar. Vanaf de zomer van 2014 zullen leraren in het voortgezet onderwijs per jaar 9 dagen extra moeten werken.
- Het bestaande seniorenverlof (BAPO-regeling), bedoeld om oudere leraren langer voor het arbeidsproces te behouden, wordt afgeschaft. Een 'schandalig dure regeling' wordt opgetekend vanuit de Haagse wandelgangen.
- Met het zogenaamde 'functiehuis' is het opklimmen naar een hogere salarisschaal niet meer vanzelfsprekend. Vroeger kwam je als eerstegrader automatisch in schaal 12, tegenwoordig begin je in schaal 10 en kom je alleen hogerop wanneer je bepaalde managementtaken op je neemt. (Lees: projecten bedenken, een commissie beginnen en voorzitten, lezingen organiseren, buitenschoolse activiteiten ontplooien die kwalitatief meestal weinig bijdragen aan het niveau van een school (maar daarentegen de 'gewone' leraar wel van zijn 'gewone'werk afhouden).
- Tot slot is er een bureaucratisering gaande op scholen. Echt álles moet worden ingevuld, zodat de inspecteur gerust gesteld kan worden tijdens een bezoek. We spreken dan over lesroosters, per dag. Over: gesprekken met ouders, zelfs als deze spontaan plaats vinden. Maar het gaat ook over kopieën van verhaaltjes in rapporten van kinderen, verslagen van slecht nieuwsgesprekken, als een leerling de klas is uitgestuurd, als deze te laat is of zelfs als deze naar de tandarts moet.
Wanorde
Naast de politieke en meer beleidsmatige aanpassingen op het werk aller dag der docent, noemt van Haperen ook dat respect voor de leerkracht verdwijnt en daarmee de orde op de school. "Leerlingen en leraren in Nederland zijn het gevoel voor verhoudingen kwijt."
Het gebrek van deze orde komt volgens de docent door de invoering van de basisvorming en het studiehuis.
De zogenaamde klassieke rolverhouding tussen leerkracht en leerling is daarmee verdwenen. Door de hier boven genoemde onderwijsvernieuwingen is de leerling zelf verantwoordelijk voor wat hij leert, zijn doelen en het proces. Natuurlijk is de leerkracht ook nog ergens verantwoordelijk voor: de kerndoelen. Van Haperen: "het roosterbureau prikt een moment op de dag wanneer de docent een clubje leerlingen door deze doelen heen moet loodsen." Als slot op de deur, zeg maar.
Vaak zijn dit ook de vakken die 'moeten' als Cultureel Kunstzinnige Vorming (CKV) en Algemene Natuurwetenschappen (ANW) en verzorging. Vakken die je makkelijk als leerling overslaat, wanneer je eigenlijk zelfstandige een aantal tussenuren moet invullen door zelfstudie. Dan verzuimen er leerlingen. Of zoals de leerlingen het noemen: Dit is ophokplicht!
Want, wie ben je nog als docent; als je vindt dat leerlingen eigenaar zijn van hun leerproces, maar als je anderzijds wel op je strepen moet staan en controle uitoefent als ze een (tussen)uur studerend invullen.
Of waneer je die doorloopuren moet geven om enerzijds aan de urennorm te voldoen en anderzijds het curriculum en de door de wet gehanteerde kerndoelen te dienen? Dan ben je volgens de auteur een productiemedewerker. En leerlingen gedragen zich daar naar.
Een andere onderwijskundig nieuw concept, het 'nieuw leren', gooit de oude verhoudingen over de kop. Hierin is de leerkracht de coach die samen met de leerling, in overleg, de leerdoelen opstelt en het proces hier naar toe coachend ondersteund.
Bezuinigingen
Ontwikkelingen als het 'nieuwe leren' en het studiehuis zijn volgens van Haperen ook verhullende begrippen om te bezuinigingen. Minder onderwijscontact en meer zelfstandigheid van de leerling is nu eenmaal goedkoper. Zo schetst hij een aantal rekenvoorbeelden, hoe een school het aantal contacturen kleiner maakt, de klassen iets groter en op die manier leerkrachten uitspaart. Geld dat gestoken in de door de auteur zo verfoeide managementlagen en -taken, als beheer, uitvoering en onderhoud.
Door de onderwijsvernieuwingen in de jaren '90 van de vorige eeuw zijn er onderwijsbegeleidingsdiensten in ons land bijgekomen, die trainingen en cursussen bieden om mee te kunnen gaan in die vernieuwing. Dure opleidingen.
Mentaliteitsverandering
Tot slot roept van Haperen op om te stoppen met klagen en saboteren van vernieuwing. Hij roept politiek Nederland op om een stelsel en budget te bedenken dat het onderwijs verdient. Wat dat idee is, laat de schrijver en docent in het midden. Van Haperen herkent wel een trend waarmee, na de woelige jaren '90, er rust gekomen is. Die rust betekende dat er geen drukkende overheid (of de markt) het onderwijs vormt, maar de scholen zelf. Dit zijn de onafhankelijke schoolbesturen en managers, die middels een lumpsum het onderwijs naar goed dunken invullen, met de vrijheid van onderwijs en artikel 23 van de grondwet in het achterhoofd. Van Haperen stelt dat er met deze betrekkelijk rust, centrale controle ontbreekt. Het huidige stelsel noemt hij een misbaksel van compromissen. Terwijl de politiek en onderwijskundige vernieuwers eind vorige eeuw de schoolkeuze wilde uitstellen met de basisvorming, sorteren vmbo- en havo/vwo-scholen nu al vanaf het 12e jaar voor. Is er sprake van schooluitval door de gatenkaasroosters dankzij het studiehuis en is het algemene niveau van leerlingen verzwakt, inverband met de Europese doelen om minimaal de helft van de leerlingen richting het hoger onderwijs te sturen, zo stelt hij.
Als oplossing noemt van Haperen bedrijfsopleidingen met een voucherssysteem. Particuliere geldstromen dus. De docent economie voelt niets voor een beloningssyteem voor docenten, maar gelooft eerder in selectie aan de poort. Om vervolgens de salarissen op te waarderen.
Het aanzien neemt dan niet alleen toe, je kunt op die manier met echte klasbakken afspraken maken om als een vaksectie een maatschap te starten. Een goed draaiende maatschap verdient namelijk uit zich zelf ook waardering.
Kritiek op van Haperen
De spaarzame oplossingen die de schrijver biedt, zijn fragmentarisch en bieden naar mijn idee geen integrale aanpak. Het lijkt wel of van Haperen naar de zorg heeft gekeken: academische werknemers in een voor de samenleving noodzakelijke basisbehoefte. Problemen die ontstaan, zijn enerzijds door overheid (regelgeving en controle) dan wel door de markt (prestatieprikkels) op te lossen. Maar het onderwijs is geen zorg.
Hét onderwijs bestaat niet, en wordt elke dag zo goed en zo kwaad gegeven en gedragen door docenten, schoolbesturen. Onderwijs dat bedoelt is voor nieuwe generaties. Hierin kennen we de vrijheid van onderwijs.
Waar van Haperen een 'zorgachtige' oplossing kiest, vergeet hij (vermoedelijk) dat in de zorg 'morele kwesties' de beroepsgroep geen kwaad doen. Gepeperde rekeningen, omdat er extra gefactureerd wordt (waar dat niet altijd nodig is), hoge beloningen voor specialisten en bureaucratie. Enkele feiten waarom er tegenwoordig een politieke meerderheid is te vinden om te korten op de zorg.
De ondergang van de Nederlandse leerkracht, zoals van Haperen die beschrijft, heeft ook te maken met deze morele kwesties.
Geen respect voor leerkrachten,
Over de rug van leerlingen bezuinigen en de opbrengsten in het management steken,
Een afname in ouderbetrokkenheid tot de school,
en als het dan misgaat, opeens de mantel van de leerkracht uitvegen.
De ondergang van de Nederlandse leerkracht, is mijn inziens vooral het verval van betrokkenheid als in interesse en het nalopen van elkaars initiatieven. Het onderwijs (de leerkracht) is niet het enige domein waar dit morel verval plaats vindt, het is breder.
Het boek werd in 2007 door de Volkskrant aangewezen als een van de beste van dat jaar.
Meer over de 'ondergang'.
En: Van Haperen in de Trouw ten tijde dat de commissie Dijsselbloem een parlementaire enquete hield.
En: Van Haperen in de Trouw ten tijde dat de commissie Dijsselbloem een parlementaire enquete hield.
Reacties
Een reactie posten