Nostalgie: Jaap en Gerdientje

Het moet de uitspraak van Evert Jan Ouweneel zijn geweest die voorbij kwam in een Instastory. "We zijn het samenleven verleerd". Hij vindt als cultuurfilosoof dat we in Nederland heel goed zijn geworden in het schrijven van verhalen om ons zelf heen. Maar doordat je geen grote verhalen vertelt, is er geen samenleving meer. Hij deed zijn uitspraken in programma 'De Verwondering' van KRONCRV op 25 maart 2025.


Het duurde even totdat ik bij mijn verhaal kwam. Eigenlijk, de boeken uit mijn jeugd. Natuurlijk waren daar Jip en Janneke, De Kameleon. Heel veel Suske & Wiskes. Mijn weekabonnement op de Donald Duck. Maar ook Snuf de Hond. En van nog veel verder terug: Jaap en Gerdientje. En Buurkinderen, beide laatste voorbeelden waren boekjes die héél lang geleden op Christelijke lagere scholen werden gebruikt voor het leesonderwijs. Dat deze voorhanden waren had te maken met de uit de hand gelopen hobby van mijn verwekker. Schoolplaten. En andere onderwijsmemorabilia uit vervlogen tijden.

Enige schaamte overvalt mij, omdat ik dit vanuit mijn PABO-tijd herinner dat we boekjes van schrijvers als Anne de Vries (Jaap en Gerdientje), W.G. van der Hulst, Piet Prins (Snuf) en Jan Ligthart/H. Scheepstra (Buurkinderen) weg moesten zetten als protestants-christelijke jeugdliteratuur. En er besmuikt over moesten rapporteren. Het moesten wegen in het licht van het sociaal-constructivisme: 'er is géén één waarheid, want die knutsel je samen in elkaar.'


De verhalen over Jaap en Gerdientje hebben een sterke aantrekkingskracht gehad op mijn nieuwsgierigheid, mijn leeshonger. Omdat de verhaaltjes erg goed in elkaar zaten. Heel dicht op de huid bleven zitten van de lezer. Maar ook in de opbouw van nieuwe deeltjes de wereld van de lezer, de hoofdrolspelers steeds een beetje groter maakten. 

Ik ben ze opnieuw gaan lezen. En ontdekte het ambacht van meesterverteller Anne de Vries die pedagogiek, ontwikkelingspsychologie in de jaren '30 van de vorige eeuw verdomd goed onder de knie had.

Even kort & algemeen
De boekjes Jaap en Gerdientje vormen een klassieke Nederlandse kinderboekenserie, geschreven door Anne de Vries en geïllustreerd door Tjeerd Bottema. Ze verschenen vanaf eind jaren 1930 en waren bedoeld als leesboekjes voor de lagere school, vaak met een christelijke inslag.

Het verhaal draait om Jaap, een boerenjongen die opgroeit op een boerderij aan de rand van het bos, en Gerdientje, het dochtertje van een zendeling. Wanneer Gerdientjes ouders voor drie jaar naar Indonesië vertrekken, komt zij bij haar grootouders wonen en ontmoet ze Jaap. Ze worden goede vrienden en beleven samen allerlei avonturen, zoals spelen op de boerderij, bramen plukken, en leren melken. In latere verhalen krijgen ze er een vriend bij, Polleke, die met een stok loopt en door andere jongens wordt geplaagd. Wanneer Jaap door het ijs zakt, is Polleke de enige die hem durft te helpen.


De serie bestaat uit tien delen:
  1. Gerdientje vindt een vriendje
  2. Toen moeder ziek was
  3. De wonderslee
  4. Tussen bos en boerderij
  5. Een herfst vol avonturen
  6. De wijde wereld
  7. De grote reis
  8. Jaap wordt groter
  9. In het warme land
  10. Het leven is zo mooi

Deze boekjes zijn oorspronkelijk uitgegeven door G.B. van Goor Zonen N.V. in 's-Gravenhage en zijn bedoeld voor kinderen van ongeveer 6 tot 9 jaar.

Ik verwerk dat wat ik vond, en kom met de volgende onderwerpen

  1. Thematiek in Jaap en Gerdientje
  2. Het wereldbeeld en context van de schrijver, Anne de Vries (1904–1964)
  3. Literaire en pedagogische waarde van Jaap en Gerdientje
  4. Illustratie en beeldtaal: Tjeerd Bottema als visuele verteller
  5. De culturele impact van Jaap en Gerdientje voor het collectief geheugen

Thematiek in Jaap en Gerdientje

De verhalen van Jaap en Gerdientje zijn eenvoudig verteld, maar rijk aan onderliggende waarden en normen. De thematiek weerspiegelt een wereldbeeld waarin kinderlijke onschuld, christelijke moraal en landelijke eenvoud centraal staan.

Thematiek: Vriendschap en verbondenheid
De kern van de serie is de vriendschap tussen Jaap en Gerdientje. Hun band overstijgt verschillen (zoals afkomst: boerenzoon versus zendingskind) en toont de kracht van trouw, steun en wederzijds begrip. Ook de vriendschap met de gehandicapte Polleke onderstreept empathie en inclusie—voor die tijd opvallend.

Thematiek: Gehoorzaamheid en respect
Kinderen in de serie worden opgevoed tot gehoorzaamheid aan ouders, grootouders, leraren en God. Dit is geen slaafse gehoorzaamheid, maar een vorm van vertrouwen op gezag dat liefdevol en rechtvaardig is. Straf of correctie wordt meestal zacht gebracht, maar met duidelijke morele grenzen.

Thematiek: Natuur en eenvoud
De setting—boerderij, bos, dorp—ademt eenvoud. De natuur is een ruimte van avontuur, maar ook van orde en verwondering. De kinderen leren niet alleen praktische dingen (melken, bramen plukken), maar ook eerbied voor het leven om hen heen.

Thematiek: Geloof en levensbeschouwing
Geloof is aanwezig op een natuurlijke, dagelijkse manier: gebed, bijbellezing, kerkbezoek. Het vormt de achtergrond waartegen keuzes worden gemaakt. De verhalen zijn niet dogmatisch, maar ze ademen wel een gevoel van vertrouwen in God en in het goede.

Thematiek: Groei en morele ontwikkeling
De kinderen maken fouten, maar leren daar ook van. Hun ontwikkeling is niet spectaculair, maar gestaag: leren delen, eerlijk zijn, angst overwinnen, opkomen voor een ander. De verhalen zijn daarmee ook morele groeiverhalen.

Het wereldbeeld en context van de schrijver, Anne de Vries (1904–1964)

Anne de Vries was een Nederlandse schrijver en onderwijzer, vooral bekend van zijn boek Bartje. Zijn oeuvre weerspiegelt een diepe verbondenheid met het christelijk geloof, het platteland en de opvoeding van kinderen tot “goede mensen”. Hij was niet dogmatisch, maar geloofde in het stille, praktische christendom: geloof als levenshouding, niet als preek.

De boeken over Jaap en Gerdientje zijn sterk geworteld in deze overtuiging. Ze weerspiegelen het mensbeeld van de schrijver: kinderen zijn goed, maar nog vormbaar; volwassenen hebben de plicht hen met liefde én discipline te begeleiden.

Tijdsgeest: Nederland tussen de wereldoorlogen
De serie ontstond rond het einde van de jaren 30. Nederland was toen nog sterk verzuild, met duidelijke scheidslijnen tussen protestants, katholiek en seculier. In de protestants-christelijke opvoedingscultuur stonden waarden als arbeidsethos, bescheidenheid, gehoorzaamheid en zuiverheid hoog in het vaandel.

Tegelijkertijd speelde het idee van een “kinderlijke onschuld” een grote rol: kinderen moesten worden beschermd tegen de boze buitenwereld, vooral via het gezin, de kerk en het onderwijs. Jaap en Gerdientje weerspiegelt dit ideaal van een veilige, overzichtelijke wereld waarin het goede beloond wordt en fouten worden gecorrigeerd met liefdevolle strengheid.

Zending en de 'wijde wereld'
Een bijzonder element is dat Gerdientje het kind van zendelingen is. Daarmee wordt een venster op de wereld geopend (bijv. het “warme land”), maar vanuit een duidelijke overtuiging: de wereld buiten is interessant, maar moet ook gekend worden in het licht van de christelijke roeping. Gerdientje vertegenwoordigt het samengaan van thuis en missie, het lokale en het globale.

Literaire en pedagogische waarde van Jaap en Gerdientje

De stijl herken je door de eenvoud en herkenbaarheid. De taal in de boekjes is eenvoudig, concreet en beschrijvend—perfect afgestemd op jonge lezers van ongeveer 6 tot 9 jaar. Er is veel aandacht voor dagelijkse details: wat de kinderen eten, wat ze aanhebben, hoe het landschap eruitziet. Deze vertaalbare, tastbare wereld helpt jonge lezers zich te oriënteren. Dialogen zijn kort, helder en opvoedkundig geladen, zonder belerend te worden.

Er is ook een opvallend ritme in de verhalen: spanning en rust wisselen elkaar af, gebeurtenissen worden langzaam opgebouwd. Dat weerspiegelt het idee dat kinderen veiligheid vinden in herhaling, overzicht en structuur.

Pedagogische doelen: niet beleren maar vormen
De boekjes zijn geschreven met een duidelijke opvoedkundige insteek. Ze laten zien hoe kinderen groeien in hun moreel bewustzijn: wat is goed? Wat is eerlijk? Wat doe je als iemand anders pijn heeft, of als je bang bent? Dit gebeurt niet via preken, maar via de beleving van Jaap, Gerdientje en Polleke. De boeken stimuleren de ontwikkeling van:
  • Empathie (bijvoorbeeld voor Polleke, die anders is)
  • Verantwoordelijkheid (helpen op de boerderij, zorgen voor elkaar)
  • Zelfbeheersing en reflectie (leren omgaan met teleurstelling of schuld)
Veiligheid en geborgenheid
Een belangrijk pedagogisch element is de veilige wereld die geschetst wordt. De volwassenen zijn meestal rechtvaardig, zorgzaam en nabij. Fouten worden niet streng bestraft, maar liefdevol rechtgezet. Die geborgenheid is essentieel voor jonge lezers die hun eigen plek in de wereld zoeken.

Bewegingsvrijheid binnen grenzen
Hoewel de kinderen veel buiten zijn, vrij spelen en avonturen beleven, is hun wereld duidelijk begrensd. Ze mogen veel, maar binnen een kader van vertrouwen. Deze balans tussen vrijheid en structuur is een klassiek pedagogisch ideaal dat De Vries heel natuurlijk uitwerkt.

Illustratie en beeldtaal: Tjeerd Bottema als visuele verteller

Tjeerd Bottema (1884–1978) was een gerenommeerd illustrator en kunstenaar, die bekend stond om zijn toegankelijke en herkenbare stijl. Zijn samenwerking met Anne de Vries in de Jaap en Gerdientje-serie was meer dan decoratief: zijn illustraties versterken de sfeer, accentueren emoties en bieden visuele herkenning voor jonge lezers. Bottema’s illustraties verdiepen de vertelstem: waar de tekst ingetogen blijft, geven de beelden ruimte aan expressie, beweging en sfeer.

Kinderbeelden: onschuld en harmonie
De kinderen worden vaak afgebeeld met zachte gezichtsuitdrukkingen, ronde vormen, open blikken. Jaap is meestal actief en gezond, Gerdientje zachtaardig en dromerig. Hun gezichten stralen vertrouwen en nieuwsgierigheid uit, terwijl de volwassenen vaak rust, ernst en vriendelijkheid belichamen. Deze beelden bevestigen het kindbeeld van die tijd: het kind als zuiver, maar ook kwetsbaar, en de volwassene als gids.

Natuur en omgeving
De omgeving wordt minutieus weergegeven: bossen, boerderijen, sneeuwlandschappen, keukens met eenvoudige meubels. Dit is niet zomaar illustratief, maar visueel pedagogisch: het onderstreept een wereld van orde, rust, eenvoud en overzicht. De natuur is niet woest of gevaarlijk, maar rijk aan details en open voor ontdekking.

Morele symboliek
Bottema gebruikt subtiele beeldtaal om thema’s te benadrukken:
  • Een knielend kind bij bed: bidden, overgave, vertrouwen
  • Een hand op een schouder: zorg, vergeving, nabijheid
  • Donkere wolken in de verte: dreiging of morele spanning
  • Lichtval op gezichten of objecten: vaak een symbolisch accent van inzicht of genade
Emotionele brug voor jonge lezers
Voor kinderen die net leren lezen zijn illustraties essentieel. Bottema’s werk biedt een emotionele ingang tot het verhaal, vaak door lichaamshouding, gezichtsuitdrukking en interactie. Dit maakt abstracte thema’s zoals schuld, dankbaarheid of vriendschap concreet zichtbaar.

De culturele impact van Jaap en Gerdientje voor het collectief geheugen

Hoewel minder bekend dan Ot en Sien of de boeken van W.G. van de Hulst, heeft Jaap en Gerdientje zich stevig genesteld in het geheugen van generaties lezers, vooral in protestants-christelijke milieus. De serie werd veel gebruikt op “de lagere school” (nu bekend als basisscholen) en in christelijke gezinnen. De boekjes vormden vaak een eerste kennismaking met lezen, moraal en zelfstandigheid.

Voor velen staat Jaap en Gerdientje synoniem voor: geborgenheid en herkenbaarheid, een veilig, overzichtelijk kind-zijn en een nostalgische herinnering aan een soberder, langzamer leven

Nostalgie en herwaardering
In de 21e eeuw is de serie vooral geliefd bij verzamelaars, grootouders en (her)lezers met heimwee naar vroeger. De boeken roepen een wereld op die “eenvoudig maar waardevol” aanvoelt, iets dat velen vandaag als verloren beschouwen. Dat verklaart de blijvende aantrekkingskracht, ook al zijn taalgebruik en wereldbeeld deels verouderd.

Er zijn ook initiatieven geweest om de boeken opnieuw uit te geven, soms met licht aangepaste spelling, maar meestal met behoud van stijl en illustraties. Dit wijst op een culturele herwaardering van erfgoed als bron van identiteit en continuïteit.

Beeld van kindertijd en opvoeding
Wat deze serie cultureel interessant maakt, is de impliciete opvatting van het kind:

  • Het kind als moreel wezen in wording, nog niet zelfstandig, maar wel vol potentie
  • De volwassene als baken, niet als vriend of helper, maar als gids en vormgever
  • De gemeenschap als spiegel: het dorp, het gezin, de klas vormen de ruimte waarin fouten gemaakt en rechtgezet worden
In die zin is Jaap en Gerdientje niet alleen een pedagogisch werk, maar ook een spiegel van een samenleving die zichzelf begreep als morele gemeenschap—een gedachte die vandaag, in meer individualistische tijden, een zekere symbolische waarde terugkrijgt.

Actuele betekenis?
Hoewel sommige thema’s nu gedateerd lijken (zoals absolute gehoorzaamheid of traditionele genderrollen), zijn andere juist verrassend actueel:

Zorg voor de natuur, inclusiviteit (bijvoorbeeld bij Polleke) en emotionele ontwikkeling in een veilige omgeving. 

Daarmee kunnen de boekjes gelezen worden als cultureel erfgoed: niet als blauwdruk voor opvoeding, maar als spiegel van waar we vandaan komen—en soms ook, van wat we misschien kwijt zijn geraakt.


Reacties