Scherprechter

Om er zeker van te zijn of de lente echt begonnen was keek ik vroeger naar de tv-beelden van wielrenklassieker Parijs-Roubaix. Als het voldoende had geregend en de temperatuur was prettig, dan waren de berken, haagbeuken en de meidoorn onderweg in Noord-Frankrijk groen. Het oude hout van struiken en solitaire bomen was dan of licht groen, of weelderig fel groen geworden. In Fryslân zou het dan nog twee of drie weken duren alvorens ook hier de maitiid begon. Heel soms was er kort geleden nog sneeuw gevallen. In dat sporadische geval was de natuur nog niet echt ontwaakt.


Nog meer dan een week eerder bij de Ronde van Vlaanderen, is voor mij Parijs-Roubaix een graadmeter voor het afscheid nemen van de winter. Sinds mijn puberteit houd ik de traditionele koers langs geploegde akkers en oneindige kasseienstroken in de gaten. Het grauwe beeld van begin april wordt verder aangevuld door de stofwolken van het peloton dat over de kenmerkende kasseienstroken jaagt op een ontsnappende groep. Of bij vochtige weersomstandigheden: modderstrepen, kluiten aarde en andere smotsigheid. Maar dan is er het Bos van Wallers (spreek uit als: Walair), een strip van 2,3 km aan stenen door een woud dat, vermoedelijk, ooit door Mart Smeets of Herbert Dijkstra verheven is tot scherprechter. In het bos zouden de winnaars en de verliezers van elkaar worden gescheiden. Wie hier voorop in het peloton kon zitten, wie de strijd van een denderend stuur kon bedwingen, wie niet ging vallen of lek reed, wie goede benen voelde, had kansen voor de dagwinst. En ik keek ondertussen naar de bomen van het bos van Wallers zo halverwege de route, met in mijn herinnering aanmoedigingen van fans in winterjassen.

Nu hebben we geen echte winters meer. Onze jaren starten nu vaak met een grijs en lege continuïteit als het landschap waar de wielrenners op deze dag doorheen trekken. Het is de enige Hel van het Noorden die jaarlijks nog wordt bestreden. Misschien daarom was ik gefocust op het eerste lentegroen. Om de tijd van stilstaande grauwigheid achter ons te laten.





Gistermiddag was ik in het bos van Wallers. Als een bedevaartsoord vanuit de wens om de winter van donkere leegte te doorbreken. Op hoop van verlichting, van warmte en groei. Ik stond er écht. Het bos heet eigenlijk ‘Trouée d'Arenberg’ en staat in de route bekend als: Sector 19, een vijfsterren kasseienstrook. Berucht, beroemd, bevreesd. En ik zag de kasseien oneffen liggen, met gras er tussen. Geen gootje aan de zijkant waar de fietsers doorheen kunnen. De strook was afgezet met dranghekken en bebording. Met duizenden die als ware pelgrims afkomen op flits van 30 seconden als de professionals langs fietsen. Ik sprak Denen, Amerikanen, Belgen (natuurlijk), Welshmen en Esten. Roemenen en Australiërs. Om de opbouwende energie mee te maken als er na uren wachten opeens luxe auto’s passeren. Ziekenhuis auto’s. En er helikopters in de lucht verschijnen. Even was ik terug op de Bonkevaart, zaterdag 4 januari 1997.

De spanning neemt toe. Het lang verwachte moment nadert. Als de deelnemers de Hel trotseren, de kasseien opvreten. Het bos in duiken. De flits van een halve minuut. De klapperende borden, het gejuich, de ontlading, het plezier, de spanning voor valpartijen, de strijd. De scherprechter deed gisteren wat het beloofde: Mathieu van der Poel en Tadej Pocagar trokken het peloton voorbij een aantal vluchters, gingen zelf vooraan zitten en zouden snel naar een eigen ontsnapping springen.


Het gebeurde voor mijn ogen maar belangrijker: ik voelde de ongewone energie van opwinding en eenheid. Kortstondig trilde de plek tot een summum van afscheid. Misschien wel het belangrijkste resultaat van de scherprechter. En was even terug in 2005 toen in mijn ALO-scriptie schreef over de Amerikaanse sportfilosoof Siedentop die een kwaliteitsslag wilde voor het sportonderwijs. Hoe meer sportieve strijd, hoe meer spanning, hoe meer gewenst leereffect en hoe meer ‘sport’. En dus waardering en bevrediging. De passage van Arenberg had voor mij deze middag bijna een spirituele ervaring opgeleverd.

Het loof? Het was er groen. Het voorjaar is begonnen.




Reacties